Majjhima Nikāya
2. Alle bezoedelingen
Aldus heb ik gehoord. Eens leefde de Gezegende nabij Savatthi in het Jetavana, het park van Anathapindika. Daar wendde hij zich tot de monniken en zei: “Monniken.” En zij antwoordden hem: “Eerwaarde Heer.” En toen sprak de Gezegende het volgende:
“Monniken, ik zal jullie de methode uitleggen waarmee alle bezoedelingen (asava's) teniet worden gedaan. Luister en denk goed na over wat ik ga zeggen.”—“Ja, Eerwaarde Heer”, antwoordden zij hem. En de Gezegende zei dit:
Opsomming
“Monniken. Ik zeg dat de uitblussing van bezoedelingen (asava's) mogelijk is voor degene die weet en ziet, maar niet voor degene die niet weet en ziet. Wat moet iemand weten en zien? Er zijn wijze overwegingen en dwaze overwegingen.”
“Voor iemand die onverstandig nadenkt, ontstaan er bezoedelingen die nog niet ontstaan zijn en vermeerderen de bezoedelingen die al ontstaan waren. Maar voor degene die op een wijze manier nadenkt, ontstaan de bezoedelingen die nog niet opgekomen zijn niet, en de bezoedelingen die al opgekomen zijn, verdwijnen.”
- “Er zijn bezoedelingen waarvan je je kunt bevrijden door te zien (inzicht);
- er zijn bezoedelingen waarvan je je kunt bevrijden door ingetogenheid;
- er zijn bezoedelingen waarvan je je kunt bevrijden door gebruik van iets te maken;
- er zijn bezoedelingen waarvan je je kunt bevrijden door volharding;
- er zijn bezoedelingen waarvan je je kunt bevrijden door ze te vermijden;
- er zijn bezoedelingen waarvan je je kunt bevrijden door ze uit te roeien;
- er zijn bezoedelingen waarvan je je kunt bevrijden door iets te ontwikkelen.”
Bevrijding van bezoedelingen door te zien
“Monniken, wat zijn de bezoedelingen (asava's) waarvan je je kunt bevrijden door te zien?”
“De niet onderrichte, gewone mens, die de Edele Mensen niet ziet, en die niet bedreven is en ongeschoold is in hun leringen, die de Goede Mensen niet ziet en die niet bedreven is en ongeschoold is in hun leringen, begrijpt niet waarover nagedacht moet worden en waarover niet nagedacht moet worden.”
“Omdat dat zo is, denkt hij niet na over dingen waarover nagedacht moet worden en denkt hij na over dingen waarover niet nagedacht moet worden.”
“Welnu, monniken, wat zijn de dingen waarover niet nagedacht moet worden, maar waar hij toch over nadenkt? Het zijn de dingen die, wanneer hij daarover nadenkt, de niet ontstane bezoedelingen van zintuiglijke begeerten, van bestaan en van onwetendheid in hem doen ontstaan, of die de reeds ontstane bezoedelingen van zintuiglijke begeerten, van bestaan en van onwetendheid in hem doen vermeerderen. Dit zijn de dingen waarover niet nagedacht moet worden maar waar hij wel over nadenkt.”
“Monniken, wat zijn de dingen waarover nagedacht moet worden, maar waar hij niet over nadenkt? Het zijn de dingen die, wanneer hij daarover nadenkt, de niet ontstane bezoedelingen van zintuiglijke begeerten, van bestaan en van onwetendheid niet in hem doen ontstaan, en die de reeds ontstane bezoedelingen van zintuiglijke begeerten, van bestaan en van onwetendheid in hem doen verdwijnen. Dit zijn de dingen waarover nagedacht moet worden maar waar hij niet over nadenkt.”
“Door na te denken over dingen waarover niet nagedacht moet worden en door niet na te denken over die dingen waarover wel nagedacht moet worden, ontstaan bezoedelingen die nog niet ontstaan waren en vermeerderen de bezoedelingen die reeds ontstaan zijn.”
De ideeën over een zelf
“Dan overweegt hij onverstandig op deze wijze: ‘Was ik er in het verleden? Was ik er niet in het verleden? Wat was ik in het verleden? Hoe was ik in het verleden? Als ik iets geweest ben, wat was ik dan in het verleden? Zal ik bestaan in de toekomst? Zal ik niet bestaan in de toekomst? Wat zal ik zijn in de toekomst? Hoe zal ik zijn in de toekomst? Als ik iets geweest ben, wat zal ik dan zijn in de toekomst?’”
“Of hij twijfelt nu, in het heden aan zichzelf en overweegt: ‘Ben ik? Ben ik niet? Wat ben ik? Hoe ben ik? Waar kwam dit wezen vandaan? Waar gaat dit wezen naar toe?’”
“Wanneer hij op deze manier onverstandig nadenkt, ontstaat in hem één van de zes verkeerde ideeën:
- Het idee ‘Ik heb een zelf’ ontstaat in hem als zijnde waar en werkelijk;
- of het idee ‘Ik heb geen zelf’ ontstaat in hem als zijnde waar en werkelijk;
- of het idee ‘Ik neem het zelf met het zelf waar’ ontstaat in hem als zijnde waar en werkelijk;
- of het idee ‘Ik neem het niet-zelf met het zelf waar’ ontstaat in hem als zijnde waar en werkelijk;
- of het idee ‘Ik neem het zelf met het niet-zelf waar’ ontstaat in hem als zijnde waar en werkelijk;
- of hij houdt er een idee op na zoals dit: ‘Het is mijn zelf, dat spreekt en voelt, dat nu hier dan daar de vruchten ervaart van goede en slechte daden, en dit zelf is duurzaam, stabiel, eeuwigdurend, niet onderhevig aan verandering, en het zal eeuwig voortduren.’”
“Dit soort ideeën, monniken, is wat ‘het verstrikt raken in ideeën’ wordt genoemd, een oerwoud van ideeën, de verwringing van ideeën, de schommeling van ideeën, de keten van ideeën. De niet onderrichte gewone mens, die vastgeketend is door de keten van ideeën, is niet bevrijd van geboorte, ouderdom en dood, van verdriet, weeklagen, pijn, smart en wanhoop; ik zeg dat hij zichzelf niet bevrijdt van het lijden.”
(Degene die goed nadenkt)
“De ijverige leerling van Edele Mensen, die de Edele Mensen ziet, en die bedreven is en geschoold is in hun leringen, die de Goede Mensen ziet en die bedreven is en geschoold is in hun leringen, begrijpt waarover nagedacht moet worden en waarover niet nagedacht moet worden.”
“Omdat dat zo is, denkt hij niet na over dingen waarover niet nagedacht moet worden. Hij denkt wel na over dingen waarover wel nagedacht moet worden.”
“Welnu, monniken, wat zijn de dingen waarover niet nagedacht moet worden en waarover hij niet nadenkt? Het zijn de dingen die, wanneer hij daarover nadenkt, de niet ontstane bezoedelingen van zintuiglijke begeerten, van bestaan en van onwetendheid in hem doen ontstaan, of die de reeds ontstane bezoedelingen van zintuiglijke begeerten, van bestaan en van onwetendheid in hem doen vermeerderen. Dit zijn de dingen waarover niet nagedacht moet worden en waar hij niet over nadenkt.”
“Monniken, wat zijn de dingen waarover nagedacht moet worden en waarover hij nadenkt? Het zijn de dingen die, wanneer hij daarover nadenkt, de niet ontstane bezoedelingen van zintuiglijke begeerten, van bestaan en van onwetendheid niet in hem doen ontstaan, en die de ontstane bezoedelingen van zintuiglijke begeerten, van bestaan en van onwetendheid in hem doen verdwijnen. Dit zijn de dingen waarover nagedacht moet worden en waarover hij nadenkt.”
“Door niet na te denken over de dingen waar hij niet over moet nadenken, en na te denken over de dingen waarover hij wel moet nadenken, ontstaan de bezoedelingen die nog niet ontstaan zijn niet, en verdwijnen de bezoedelingen die reeds ontstaan zijn.”
“Dit is hoe hij in wijsheid nadenkt: ‘Dit is het lijden; dit is de oorzaak van het lijden; dit is de beëindiging van het lijden; dit is het pad dat leidt naar de beëindiging van het lijden.’”
“Wanneer hij op deze manier in wijsheid nadenkt, vallen drie ketenen van hem af:
- het verkeerde idee over een zelf;
- sceptische twijfel;
- gehechtheid aan riten en ceremonies.”
“Dit, monniken, worden de bezoedelingen genoemd waarvan je je kunt bevrijden door te zien (inzicht).”
Bevrijding van bezoedelingen door ingetogenheid
“Monniken, wat zijn de bezoedelingen (asava's) waarvan je je kunt bevrijden door ingetogenheid?”
- “Een monnik leeft, vanuit wijze overwegingen, met betrekking tot de ogen ingetogen. Als er dan problemen, verdriet en ergernis in een monnik ontstaan wanneer hij niet met de ogen ingetogen leeft, dan zijn deze problemen, verdriet en ergernis in hem er niet wanneer hij leeft met de ogen ingetogen.”
- “Een monnik leeft, vanuit wijze overwegingen, met betrekking tot de oren ingetogen. Als er dan problemen, verdriet en ergernis in een monnik ontstaan wanneer hij niet met de oren ingetogen leeft, dan zijn deze problemen, verdriet en ergernis in hem er niet wanneer hij leeft met de oren ingetogen.”
- “Een monnik leeft, vanuit wijze overwegingen, met betrekking tot de neus ingetogen. Als er dan problemen, verdriet en ergernis in een monnik ontstaan wanneer hij niet met de neus ingetogen leeft, dan zijn deze problemen, verdriet en ergernis in hem er niet wanneer hij leeft met de neus ingetogen.”
- “Een monnik leeft, vanuit wijze overwegingen, met betrekking tot de tong ingetogen. Als er dan problemen, verdriet en ergernis in een monnik ontstaan wanneer hij niet met de tong ingetogen leeft, dan zijn deze problemen, verdriet en ergernis in hem er niet wanneer hij leeft met de tong ingetogen.”
- “Een monnik leeft, vanuit wijze overwegingen, met betrekking tot het lichaam ingetogen. Als er dan problemen, verdriet en ergernis in een monnik ontstaan wanneer hij niet met het lichaam ingetogen leeft, dan zijn deze problemen, verdriet en ergernis in hem er niet wanneer hij leeft met het lichaam ingetogen.”
- “Een monnik leeft, vanuit wijze overwegingen, met betrekking tot de geest ingetogen. Als er dan problemen, verdriet en ergernis in een monnik ontstaan wanneer hij niet met de geest ingetogen leeft, dan zijn deze problemen, verdriet en ergernis in hem er niet wanneer hij leeft met de geest ingetogen.”
“Als er nu enig probleem, verdriet of ergernis is terwijl iemand leeft zonder ingetogenheid, dan zijn deze problemen, verdriet en ergernis er niet wanneer iemand ingetogen leeft.”
“Dit worden de bezoedelingen genoemd waarvan je je kunt bevrijden door ingetogenheid.”
Bevrijding van bezoedelingen door gebruik van iets te maken
“Monniken, wat zijn de bezoedelingen (asava's) waarvan je je kunt bevrijden door gebruik van iets te maken?”
“Een monnik maakt, vanuit wijze overwegingen, gebruik van zijn kleren—alleen maar om kou af te weren, hitte af te weren, steekvliegen, muggen, de wind en de zon af te weren, ongedierte af te weren, en zichzelf fatsoenlijk te kleden.”
“Vanuit wijze overwegingen maakt hij gebruik van voedsel—niet voor genoegens of uitspattingen, noch voor schoonheid of versiering, maar alleen om zijn lichaam te verzorgen, voor de beëindiging van discomfort en om een geestelijk leven te kunnen leiden (en hij overweegt): ‘Op deze manier maak ik een eind aan het gevoel van honger dat er al is, en veroorzaak ik geen nieuw gevoel van honger en het leven zal voortgaan in onberispelijkheid en in gezondheid.’”
“Vanuit wijze overwegingen maakt hij gebruik van huisvesting—alleen maar om de kou buiten te sluiten, de hitte buiten te sluiten, de steekvliegen, de muggen, de wind en de zon, ongedierte buiten te sluiten, de risico's van de seizoenen buiten te sluiten en om zich te verheugen in zijn afzondering.”
“Vanuit wijze overwegingen maakt hij gebruik van geneesmiddelen en medische voorzieningen voor de zieken—alleen maar om pijnen en ziekten kwijt te raken en om zijn gezondheid te behouden.”
“Monniken, wanneer er voor iemand die hier geen gebruik van maakt (13–15), een probleem, een verdriet of een ergernis is, dan zal dit probleem, dit verdriet of deze ergernis er niet zijn wanneer hij hier wel gebruik van maakt.”
“Dit worden de bezoedelingen genoemd waarvan je je kunt bevrijden door gebruik van iets te maken.”
Bevrijding van bezoedelingen door verdraagzaamheid
“Monniken, wat zijn de bezoedelingen (asava's) waarvan je je kunt bevrijden door verdraagzaamheid?”
“Een monnik verdraagt vanuit wijze overwegingen koude en hitte, honger en dorst, steekvliegen, muggen, de wind en de zon, grove en kwetsende woorden. Hij raakt gehard in het verdragen van lichamelijke gevoelens die pijnlijk, acuut, scherp, hevig, onaangenaam, afgrijselijk en dodelijk zijn.”
“Monniken, als er voor iemand die deze dingen niet verdraagt enig probleem, verdriet of ergernis is, dan is dat probleem, verdriet of ergernis er niet voor degene die dat op deze manier verdraagt.”
“Dit worden de bezoedelingen genoemd waarvan je je kunt bevrijden door verdraagzaamheid.”
Bevrijding van bezoedelingen door vermijding
“Monniken, wat zijn de bezoedelingen (asava's) waarvan je je kunt bevrijden door vermijding?”
“Een monnik vermijdt vanuit wijze overwegingen een wilde olifant, een wild paard, een wilde stier, een wilde hond, hij vermijdt een slang, een boomstronk, een doornstruik, een kuil, een afgrond, een vuilnisbelt of een smerige vijver. Wijselijk vermijdt hij regelmatig bezoek aan onbetamelijke plaatsen en het vertoeven in slecht gezelschap, waardoor de verstandige onder zijn medemonniken zouden kunnen denken dat hij op het verkeerde pad is geraakt.”
“Monniken, elk probleem, verdriet of ergernis dat ontstaat voor degene die dit niet vermijdt, zal geen probleem, verdriet of ergernis zijn voor degene die dit op deze manier vermijdt.”
“Dit worden de bezoedelingen genoemd waarvan je je kunt bevrijden door ze te vermijden.”
Bevrijding van bezoedelingen door ze uit te roeien
“Monniken, wat zijn de bezoedelingen (asava's) waarvan je je kunt bevrijden door ze uit te roeien?”
- “Een monnik staat, vanuit wijze overwegingen, geen enkele gedachte toe die aangetast is door zintuiglijke begeerte; hij verwerpt deze, verwijdert deze, ontdoet zich ervan en roeit deze uit.”
- “Een monnik staat, vanuit wijze overwegingen, geen enkele gedachte toe die aangetast is door kwaadwilligheid; hij verwerpt deze, verwijdert deze, ontdoet zich ervan en roeit deze uit.”
- “Een monnik staat, vanuit wijze overwegingen, geen enkele gedachte toe die aangetast is door gewelddadigheid; hij verwerpt deze, verwijdert deze, ontdoet zich ervan en roeit deze uit.”
“Hij staat geen kwade, onvoordelige gedachten toe die in hem ontstaan zijn; hij verwerpt ze, verwijdert ze, ontdoet zich ervan en roeit ze uit.”
“Monniken, elk probleem, verdriet of ergernis voor degene die deze problemen niet uitroeit (deze gedachten), is geen probleem, verdriet of ergernis voor degene die ze op deze manier uitroeit.”
“Dit worden de bezoedelingen genoemd waarvan je je kunt bevrijden door ze uit te roeien.”
Bevrijding door iets te ontwikkelen
“Monniken, wat zijn de bezoedelingen (asava's) waarvan je je kunt bevrijden door iets te ontwikkelen?”
- “Een monnik ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, indachtigheid, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid.”
- “Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, het onderzoeken van de Dhamma, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid.”
- “Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, energie, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid.”
- “Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, vreugde, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid.”
- “Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, kalmte, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid.”
- “Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, concentratie, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid.”
- “Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, gelijkmoedigheid, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid.”
“Monniken, elk probleem, verdriet of ergernis is voor degene die deze eigenschappen niet ontwikkeld heeft, geen probleem, verdriet of ergernis wanneer hij deze eigenschappen op deze manier wel ontwikkeld heeft.”
“Dit worden de bezoedelingen genoemd waarvan je je kunt bevrijden door iets te ontwikkelen.”
Conclusie
“Monniken, een monnik die zich door te zien (inzicht) bevrijd heeft van de bezoedelingen waarvan hij zich op deze manier kan bevrijden;
- als hij zich door ingetogenheid bevrijd heeft van de bezoedelingen (asava's) waarvan hij zich op deze manier kan bevrijden;
- als hij zich door gebruik van iets te maken bevrijd heeft van de bezoedelingen waarvan hij zich op deze manier kan bevrijden;
- als hij zich door volharding bevrijd heeft van de bezoedelingen waarvan hij zich op deze manier kan bevrijden;
- als hij zich door vermijding bevrijd heeft van de bezoedelingen waarvan hij zich op deze manier kan bevrijden;
- als hij zich door ze uit te roeien bevrijd heeft van de bezoedelingen waarvan hij zich op deze manier kan bevrijden;
- als hij zich door ontwikkeling bevrijd heeft van de bezoedelingen waarvan hij zich op deze manier kan bevrijden, dan wordt hij een monnik genoemd die bevrijd is door de beheersing van alle bezoedelingen: hij heeft begeerte weggesneden, hij heeft zijn ketenen afgeworpen en heeft een einde gemaakt aan het lijden door het volkomen doorgronden van eigendunk.”
Dat was wat de Gezegende zei. De monniken waren blij van hart en verheugden zich in de woorden van de Gezegende.